Aaahh !
Ik lag op de grond, mijn wandelstok nog in mijn hand.
Weer gevallen, terwijl ik nog zó op mijn voeten had gelet.
Van alle kanten kwamen mensen op me af.
‘Hij viel opeens !’
Een dokter kwam aangelopen, zijn witte jas fladderde om zijn benen.
‘Wat gebeurde er ?’
2 Mensen probeerden me overeind te trekken, maar mijn benen hadden geen kracht.
‘Hoort u bij hem ?’
‘Nee’
Ik vertelde de dokter dat ik MS heb en dat ik wel vaker zomaar val.
Ik voelde nu hoe ik de grond geraakt had.
Het leek wel of mijn sleutelbos een gat in mijn dijbeen geslagen had, zo gloeide het.
Mijn hand deed pijn en mijn nek ook.
Ik schaamde me en ik kon wel janken.
‘Wil je wat drinken ? Water, thee, chocolademelk ?’
Buiten regende het.
Er had zich een plasje water verzameld in de gleuf van mijn fietszadel.
Getver.
Ik de lucht riepen de kraaien boven het Oosterpark.
Hun vaste ritueel, voordat ze gaan slapen. Ik weet alles van kraaien.
Opeens zag ik een rat. Het leek alsof hij iets zocht tussen de fietsen.
Hij verdween onder het hek door tussen de struiken.
Het was niet dat hij er angstaanjagend uitzag, het leek een wild konijn, maar dan slanker.
Het was het contrast met het steriele ziekenhuis, 20 meter achter me, dat me verraste.
Even opletten nu, ze rijden je hier zo plat, dacht ik.
Het had kunnen gebeuren, 10 minuten later.
Ik moest stoppen en worstelde om mijn voet uit de toe-clip te krijgen.
De bel van de tram rinkelde.
Te laat om te remmen, dus ik probeerde hem voor te blijven.
Geen idee of hij moest remmen. Ik weet niet hoe het klinkt als een tram remt.
Ik verdien het niet om aangereden te worden, ik heb al genoeg klappen gehad, dacht ik.
Ik wilde alleen nog slapen.
Leave a Reply