Donderdag heb ik kennis gemaakt met de revalidatiearts.
Ik vond de afdeling, helemaal bovenin het gebouw.
Ik ging zitten waar ik volgens de receptioniste moest wachten.
Er waren nog meer patienten. Ongeduldig en humeurig.
Ik keek om me heen en zag een kudde rollators staan.
Ren ! schreeuwde mijn binnenste.
Maar ik kan niet meer rennen, en daarom was ik daar.
Meneer D. ?
Ik heb nooit gerookt.
Ik drink geen alcohol.
Ik blijf uit de buurt van alles wat verslavend zou kunnen zijn.
Want ik ken mezelf.
Maar je kan ze niet altijd ontlopen.
Ik ben verslaafd geweest aan mijn werk.
Ik denk dat ik verslaafd ben aan internet.
Nu dreigt er weer een nieuwe.
Buurvrouwen zijn te aardig, vragen hoe het gaat.
De dokter met haar zachte handen raakt me aan en stelt vragen over dingen waar je niet makkelijk over praat.
Ze zegt dat ik open ben.
Ze vroeg wat ik verwachtte van de behandeling.
Ik had geen antwoord.
Dat heb ik nu pas :
MS hebben is soms topsport.
Ik moet die wedstrijd zelf lopen.
Ik verwacht een coach.
Ik wil niet in een valkuil trappen.
Hulp accepteren betekent ook controle verliezen.
Dat is het enige dat ik heb.
Ik wil me niet verheugen op de volgende afspraak, of teleurgesteld zijn als ik een vervangende arts tref.
Heb je een voorkeur ? vroeg de doktersassistente laatst.
Nee, loog ik.
Leave a Reply