Gewoontedier als ik ben stapte ik in de 37.
Ik moest niet naar het ziekenhuis, maar naar het revalidatiecentrum voor een uurtje zwemmen met begeleiding.
Ik had me er zo op verheugd.
Mooi op tijd zat ik in de bus, mijn handdoek en zwembroek in mijn rugzak.
Shit.
Als ik nu uitstap…
De deur ging alweer dicht.
Ik berekende hoeveel ik te laat zou komen.
Misschien valt het mee, ik zou anders iets te vroeg zijn en nu een kwartier te laat, als die bus snel komt.
Bij de volgende halte stapte ik uit.
Om aan de overkant van de weg te komen, moest ik een stukje terug lopen via de tramrails en het zebrapad.
In de verte stond een tram.
Ik staarde naar de rode lichten toen hij wegreed.
En toen naar het bordje boven het perron.
Centraal Station.
???
Daar moet ik heen.
Ik liep er naar toe.
Centraal Station, 1 min.
Dat gold zeker voor die tram die net weg is ?
Wieuuuuu ping !
Die trams gaan in de ochtendspits inderdaad heel vaak.
Ik kan dus nog op tijd komen !
Als intelligent design echt bestond, had een mens 3 armen gehad.
Eentje voor je tas, een om je vast te houden en een om je portemonnee uit je zak te halen voor het uitchecken.
Helaas heb ik er maar 2, dus uitstappen uit het OV is altijd spannend maar nooit leuk.
Ik loop met een stok, maar je kunt het de designer moeilijk kwalijk nemen dat hij daar geen rekening mee gehouden heeft.
Met mijn rugzak en stok in één hand, mijn andere hand in mijn binnenzak en de bijbehorende arm rond de paal probeerde ik mijn chipkaart op te vissen.
Trams en bussen remmen ook zo onbehouwen.
Hee ! hoorde ik naast me.
Een meisje met een i-phone in haar hand keek me kwaad aan.
Haar phone had niks, maar het leek nu wel alsof ik met mijn stok de rits van haar jeans probeerde open te maken.
Sorry !
Ik nam me voor om voortaan beter op te letten en stapte snel uit.
Mijn afspraak was verplaatst naar een andere dag.
Pauline, stond er op mijn brief. Een vrouw ?
Ik zag iemand die een kleedkamer zocht waarvan de deur niet op slot zat.
De schoonmaker mocht hem niet openmaken en dat probeerde hij uit te leggen in iets tussen Engels en Frans.
Die van de heren is wel open, maar daar heb je niet veel aan, zei ik.
Vorige keer leerde ik dat er 2 soorten fysiotherapeuten zijn in het zwembad :
Met borsthaar en zonder.
In de kleedkamer leer je trouwens nog allerlei andere dingen over gedrag en uiterlijk.
Heel typisch.
Volgens mij heb ik de mooiste billen en rug, maar de meeste anderen hebben een mooiere torso.
De deur van mijn kleedkamer zwaaide opeens open.
Er kwam een vrouw binnen met een dikke man.
O, ik had misschien even moeten kloppen, zei ze.
Ik had zelfs mijn jas nog aan, dus ik zag het probleem niet.
De dikke man was een nieuwe patient.
Was dat Pauline ? dacht ik.
Ze leek me ouder dan ik me had voorgesteld.
Het was druk. Ik was het eerst in de kleedkamer, maar bijna als laatste klaar.
En ik had alweer geen muntje voor die tasjeskluis.
Je kon het bad nog niet in. De vloer is verstelbaar, en hij stond nog in de hoogste stand.
Dus zo kon Jezus over dat water lopen.
Er kwamen drie vrouwen in badpak op me af. De middelste stelde zich voor als Pauline.
Ik moest onwillekeurig denken aan die serie over dat cruise-schip, “Love Boat”.
Love zonder bloot.
Het zwemmen ging best aardig. Ik zag een meisje dat 3 kwartier lang heen en weer zwom en daar was ik jaloers op, want ik moest steeds weer gaan staan, omdat mijn benen naar de bodem zakten. Maar ik zwom deze keer wel zonder zo’n stuk schuim. De dikke man zwom helemaal niet. Hij stond alleen maar oefeningen te doen aan de rand van het bad. In gedachten noemde ik hem caveman.
Ik zwom tot het moment dat we het bad uit moesten. Nu nog even lopen naar die douche.
Gaat het ? Moet ik je vasthouden ?
Nee hoor, zei ik met mijn laatste beetje mannelijke trots.
Toen ik er bijna was leek de vloer plotseling te kantelen.
Mijn arm flitste naar voren en ik voelde tegelijk dat ik werd vastgegrepen.
Pauline kan kennelijk heel zachtjes lopen.
Eenmaal op straat werd ik aangesproken door een vrouw met kort haar.
Jij was toch net in het zwembad ?
We praatten wat over revalidatie.
En wat heb jij (*), vroeg ik.
Er volgde een stuwmeer van woorden.
Ik moet naar Purmerend, zei ze.
Ik naar Amsterdam-Noord, dus ik ga dezelfde kant uit.
Maar in de tram ging ze naast een jongen zitten en ik liet me op een voor mensen zoals ik gereserveerd stoeltje zakken.
Toen ik uitstapte keek ik om, maar ze was verdwenen.
Ik kan er niet aan wennen : mensen die je vertellen dat ze bijna dood waren en dan verdwijnen alsof ze het over het weer hadden.
* “jij” is Amsterdams voor “u”.
Leave a Reply