Er is weinig meer over van mijn mannelijke stoerheid.
Vandaag werd ik thuisgebracht door een vrouw.
Ik was gaan fietsen met haar maar ik had mezelf een beetje overschat. Toen we ergens moesten omkeren wegens wegwerkzaamheden, lukte het niet meer om op te stappen.
Een behulpzame wegwerker tilde me van mijn fiets en zette me op mijn benen.
“Laat me maar, ik moet even rusten en daarna kom ik wel thuis” zei ik.
Maar dat vond ze geen goed idee.
Ze fietste terug naar huis om haar autosleutels op te halen en bracht me naar mijn flat.
Ze ging pas weg toen ik op een stoel zat.
Ze werkt voor het Leger des Heils en de gemeente heeft er voor gezorgd dat ze af en toe langs mag komen.
Alles wat ik ooit dacht te weten over dit soort hulp blijkt niet te kloppen.
Ten eerste heeft ze het helemaal nooit over God en ze ziet er niet uit als een heilsoldaat.
Ze is ook niet echt het prototype maatschappelijk werkster.
Ze is veel jonger dan ik. En daarom vrij lang. Ik vond haar niet eens buitengewoon knap, toen ik haar voor het eerst zag. Foutloos, maar onopvallend op een of andere manier.
Ik krijg geen kippenvel van haar stem.
Ze is getrouwd, ze heeft een gezin.
“Ze komt hier niet, omdat ze mij zo leuk vindt”, dacht ik.
“Wie ben ik, om haar uiterlijk te beoordelen ? ”
Ik durfde haar zelfs niet goed aan te kijken.
Maar ze komt dicht bij je. Toen ik vorige week de trap op liep in het park, voelde ik haar handen toen ze dacht dat ik zou vallen.
Vandaag weer.
Ik voel dingen, nog meer dan ik ze zie.
Ik voel aan een naald die in mijn arm gestoken wordt wie hem vasthoudt.
Vandaag zag ik haar eigenlijk voor het eerst goed. Het bankje waar we even gingen zitten was half begroeid met onkruid. Ze ging op de grond zitten, op de tegels. Ze is een mooie vrouw.
Leave a Reply